Anders denken, beter doen:

Resultaat gericht onderzoeken en organiseren vanuit een beezonbenadering.

 

1. Anders denken.

“Beezon[1]” is het acroniem voor een  Betrekkelijk Zelfstandig[2] Ordenend[3] Netwerk[4]  ”.

 

Een simpel voorbeeld van een “beezon” is het elektrische netwerk in ons huis. Dat netwerk bevat sterk verschillend functionerende, onderling verbonden elementen. Bijvoorbeeld de voeding (de binnenkomende kabel in de meterkast), stoppen, leidingen, schakelaars, aansluitpunten en stopcontacten. Het netwerk ordent voor ons de elektriciteitsvoorziening door het mogelijk te maken dat wij op een door ons gewenste plaats op een door ons gewenst moment beschikken over de noodzakelijke elektriciteit voor onze lampen, magnetron, oven, koelkast, radio, TV, cd speler, computer etc. Daarvoor is dat netwerk vaak in sectoren verdeeld die van afzonderlijke stoppen zijn voorzien. De elektricien noemt die sectoren meestal “groepen”.

 

Het elektrische netwerk in ons huis valt volledig onder de verantwoordelijkheden van huiseigenaar en gebruiker, maar het is slechts “betrekkelijk zelfstandig”. Want het is maar een onderdeel van een nog groter geheel, waarvan bijvoorbeeld o.a. elektriciteitscentrales, hoogspanningsleidingen en koppelstations, transformatoren en grondkabels deel uitmaken. En ook dit grotere systeem is maar een “beezon”, want ergens zijn bijvoorbeeld ook oliebronnen, kolenmijnen, windgeneratoren, watervallen, stuwdammen en zonnepanelen nodig om het geheel te laten functioneren.

 

Lampen, magnetron, koelkast, radio, TV en computer zijn ieder op zich zelf elk ook een afzonderlijk systeem van onderling verbonden elementen die gezamenlijk een kenmerkend product of resultaat opleveren. Dus “beezons”. Bij een staande elektrische woonkamerlamp  verandert het systeem van stekker, snoer, schakelaar, armatuur, lampfitting, glasomhulling, gloeidraadondersteuning en gloeidraad, met behulp van elektrische stroom afkomstig uit het huisnetwerk, de ordening van de moleculen in de gloeidraad zodat deze het licht gaan produceren dat het kenmerk is van een type beezon genaamd “lamp”.

 

Het is misschien even wennen aan de gedachte, maar ook organische systemen kunnen als beezons beschouwd worden. Zo kunnen bijenvolken en mierenvolken voorbeelden zijn van beezons. Daarin functioneren als elementen o.a. betrekkelijk zelfstandig werkende gespecialiseerde groepen bijen of mieren zoals werksters en soldaten  met specifieke functies, die als groep dus zelf ook weer als beezons optreden. Vervolgens verricht elke afzonderlijke bij of mier binnen zo’n groep betrekkelijk zelfstandig haar specifieke dienst of taak en is dus eveneens te beschouwen als een beezon. 

 

Wat hierbij direct opvalt is dat beezons een repeterende gelaagdheid vertonen. beezons van een gegeven niveau van complexiteit zijn opgebouwd uit geschakelde elementen die beschouwd kunnen worden als beezons op een volgend niveau van complexiteit. beezons van dit tweede niveau  zijn opgebouwd uit beezons van een derde niveau van complexiteit, en zo vervolgens. Een dergelijke zich op alle niveaus herhalende structuur noemen we recursief.

 

Het is waarschijnlijk niet zo moeilijk om te bedenken dat de auteur en de lezers van dit stuk ook als unieke verschijningsvormen van een specifiek type complexe beezon (genaamd mens) te beschouwen zijn.

 

Zowel bij het ontleden van complexere beezons tot minder complexe elementen die ook als beezons opgevat kunnen worden, als wel bij het samenvoegen van minder complexe beezons tot nieuwe beezons van hogere complexiteit, ontmoeten we op elk niveau het zelfde eenvoudige patroon.

 

Om de structuur en de werking van beezons te bepalen in hun relatie met het voor hun type kenmerkende specifieke resultaat, reactie, dienst of product, herhalen we steeds in elke volgende laag dezelfde eenvoudige vraagstellingen.

 

Namelijk: (analyserend)

 

Welke elementen zijn in dit beezon op welke wijze met elkaar verbonden waardoor daarin een proces is ontstaan dat heeft geleid tot dit resultaat van deze kwaliteit?

 

Of: (construerend)

 

Welke beezons moeten wij met elkaar op welke wijze verbinden tot een complexere beezon om daarin een proces te laten ontstaan dat zal gaan leiden tot dit gewenste resultaat van deze gewenste kwaliteit?

 

Het lijkt goed mogelijk om werkend vanuit deze simpele vraagstellingen een eenvoudige ratio te kunnen vinden onder bijzonder complexe structuren die bijzonder complexe producten op een natuurlijke wijze blijken te kunnen leveren.

 

Een bijkomend voordeel is dat het denken in beezons gemakkelijk aansluit bij de stand van zaken in de diverse richtingen van de huidige technologie. Als geschakelde netwerken valt het functioneren van beezons bijvoorbeeld onder de wetten en wiskundige formules die gelden voor alle netwerken, zoals de wet van Ohm, de wetten van Kirchhoff, de formules voor technische terugkoppeling, voor het genereren van geluiden tot en met radiofrequenties en alle andere algoritmen voor recursieve processen.

 

Het  zal waarschijnlijk voor de lezer wel niet zo verbazend zijn dat een beezon geneigd is de weg van de minste weerstand te volgen. Maar dat een vrij los verbonden verzameling van willekeurige beezons onder bepaalde omstandigheden zich tot een super beezon kan vormen die oerwoudgeluiden en andere minder prettig gedrag kan gaan vertonen en dat andere los verbonden verzamelingen van willekeurige beezons zich bij bepaalde knelpunten op de snelwegen als een super beezon gaan gedragen die steevast op dezelfde tijden dezelfde files veroorzaakt, berust ook gewoon op algemene eigenschappen en wetten die gelden voor alle denkbare netwerken.

 

Het valt hier op dat bij zo’n super beezon van hogere complexiteit een gedrag optreedt dat niet een eenvoudig product is van elke afzonderlijke beezon van lagere orde. Dit spontane bijproduct van de hogere complexiteit van een super beezon noemen we emergent gedrag.  In wezen is dit verschijnsel niet zo bijzonder. Het ligt immers in de aard van beezons dat zij gericht zijn op het produceren of  faciliteren van zaken die op het niveau van de elementen van de beezon nog niet aanwezig zijn.

 

Prettig is wel dat de kritische condities voor het bereiken van deze vaak verrassende resultaten met niet eens zo complexe wiskundige formules gemakkelijk berekend kunnen worden.

 

Ook dat is niet zo bijzonder. In beeldvormende computertechnieken gebruikt men ook vrij eenvoudige, recursieve wiskundige formules[5] voor programma’s die overtuigend realistische afbeeldingen en modellen van zaken als bomen, planten, dieren, wolken, landschappen en het inwendige van het menselijk lichaam kunnen (re)produceren.

 

Van enige afstand kijkend naar het beezonconcept  kunnen we stellen dat een actief beezon tot op het meest primitieve niveau beschouwd kan worden als bestaand uit drie helaas onderling niet volledig scherp te grenzen soorten van elementen. Deze elementen zijn te benoemen als genen, memen en tenslotte de materie[6] die met behulp van de genen en memen wordt herordend voor het bereiken van het voor de beezon kenmerkende resultaat  (bijvoorbeeld licht).

 

Wellicht verbaast het de lezer om in de analyse van het elektrische netwerk van de woning ook genen aan te treffen. Maar memen zijn niets anders dan zichzelf voortdurend herscheppende herkenbare informatiepakketten[7] en genen zijn de materiele verschijningsvormen daarvan in zichzelf reproducerende organismen. Genen zijn in feite ook informatiedragers en dus memen. Maar we zijn nu eenmaal gewend ze als een afzonderlijke categorie te benoemen. Men kan ook bedenken dat elektrische huisinstallaties en soortgelijke installaties door mensen ontworpen en gebouwd zijn en dat enkele verschillende specifieke beezons die minstens voorzien waren van 99% het algemene menselijk genoom, ook elementen zijn geweest die participeerden in het proces dat leidde tot het totstandkomen van de huisinstallatie van de lezer..

 

Na verwerken van de tot dusver aangeboden informatie in dit artikel, opnieuw rondkijkend in de eigen wereld, merkt de lezer wellicht dat men om zich heen niets anders ziet dan beezons en elementen van beezons, waaronder zichzelf.

 

Als dat klopt, dan is men misschien een beetje anders gaan denken.

 

Samengevat: ( anders denken):Betrekkelijk zelfstandig ordenende netwerken, beezons, zijn, van uit een resultaatgericht standpunt bezien, normale elementen in een natuurlijke omgeving. beezons zijn zowel dragers als objecten en subjecten, informatiedragers, oorzaken en veroorzakers, van de voortdurende groei en verandering die we in onze dagelijkse omgeving kunnen waarnemen.

 

Specifieke vormen van beezons zijn levensbeschouwingen, staten, culturen, organisaties, verenigingen, teams, werkgroepen, afdelingen, individuele mensen en hun clubs. Al deze zaken kunnen we beschouwen als zowel zelf te zijn opgebouwd uit aan elkaar geschakelde betrekkelijk zelfstandige ordenend opererende netwerken als verbonden met andere op dezelfde wijze opgebouwde netwerken.

 

Elk beezon kan getypeerd worden met behulp van daarvoor specifieke genetische en memetische kenmerken (de genetische en memetische code) in de context van de hiermee te herordenen materie. Dit alles voorzover nodig ter herkenning voorzien van een benaming die typerend is voor het door het beezon geproduceerde of beoogde resultaat. Bijvoorbeeld de naam “lamp” voor elk type beezon dat gericht is op het produceren van licht.

 

2. Anders doen.

Een “beezonbenadering” maakt het mogelijk om anders te gaan werken bij het aansturen en begeleiden van organisaties, werkgroepen, verenigingen en onderdelen daarvan. Maar eerst moet nog het nut en de functie van het toepassen van fundamentele vereenvoudigingen in de maatvoering worden besproken.

 

In het voorafgaande hoofdstuk werd er aan voorbij gegaan dat alle bestaande beezons uniek zijn. Zelfs geen  simpele beezon van het type lamp is volledig identiek met een andere lamp, al doet de industrie daar nog zo zijn best voor. Bij de aanschaf van een doos lampen van 220V 60Watt wordt de koper gesuggereerd dat deze lampen allemaal dezelfde lichtopbrengst, hetzelfde stroomverbruik en dezelfde levensduur hebben. In werkelijkheid is dat niet zo.

Echter, gemiddeld over alle lampen in de doos en binnen  zekere toleranties, bijvoorbeeld bij een toegestane afwijking van ongeveer 3% voor de aangegeven waarden van de lamp en bij maximaal bijvoorbeeld ongeveer 5% tolerantie in de samenstelling van glas en gloeidraad, klopt het wel. Dat is voldoende voor de meeste toepassingen in de praktijk. Een koper heeft gewoon pech als een pas gekochte lamp eens een keer bij de eerste de beste inschakeling kapot klapt. Maar als in het nieuwe huis alle lampen na een jaar of zo in een weekend allemaal precies tegelijk stuk gaan is dat natuurlijk ook niet leuk.

 

We zijn gewend om te denken dat allerlei waarden waar mee we werken gewoon óf exact juist óf apert onjuist zijn. In de werkelijkheid is er echter altijd een grijs gebied waarin gapingen of overlappingen optreden. Voor het bij de plaatsing rekening houden met de levensduur en het berekenen van de verbruikskosten van een lamp levert dat voor een doorsnee consument geen enkel probleem op. Maar er zijn natuurlijk situaties denkbaar waarin de grenzen van de toleranties scherper moeten worden getrokken. Willen we een grotere zekerheid, dan hangt daar helaas ook altijd een prijs aan. Dat probleem doet zich ook voor wanneer men moet bepalen wanneer er precies maatregelen moeten worden genomen als er ergens veel verkeersongelukken plaats vinden of vaak files ontstaan. De woorden “veel” en “vaak” zijn duidelijk relatieve criteria, beslist niet exact. Het is goed mogelijk om een meetsysteem aan te leggen dat in staat is om exact bij 2 x 3,1415492 per minuut op de snelweg passerende auto’s de stoplichten van de doseerinstallatie op de invoegstrook aan te laten gaan. Maar het is niet mogelijk om met zekerheid vast te stellen dat er bij een 0.8 hogere of lagere instelling 100 meter verder binnen drie minuten wel of niet een ongeluk zal plaats vinden. Dus lijkt een goedkoper apparaat, dat slechts een instelling van “ongeveer 6” kan leveren, voor dit besturingsprobleem voldoende. Het is belangrijk om te beseffen dat naar mate de complexiteit van de beschouwde beezons en hun effecten toeneemt, er voor praktische verklaringen en beslissingen meer relatieve criteria zoals “veel” , “weinig”, “minder”, “meer”, “veel meer” en “normaal” worden gebruikt en dat ook de denktoleranties bij het toepassen van deze criteria, bijvoorbeeld als gevolg van het hanteren van  de term “ongeveer”,  zullen toenemen[8].  Kortom: er is een rationele basis voor het bekende principe dat stelt dat voor goed bestuur op grote lijnen te veel detaillering uit den boze is.

Het besef van deze relatie tussen de complexiteit van een beezon en het nut van detaillering bij de besturing er van, verlost ons van de noodzaak om bij het  voorspellen van resultaten van het besturen en veranderen van complexe beezons zoals organisaties, teams, groepen, samenlevingen, culturen, etc., ook het volledige menselijke genoom, de afzonderlijke genetische codes van de participanten en de memoomen en memetische codes van hun wereldbeschouwingen volledig te beschrijven en in te rekenen. Maar we moeten in deze benadering wel zorgvuldig nagaan welke relevante emergente effecten hier optreden die het gevolg kunnen zijn van zeer kleine verschillende in de samenstelling van deze zaken. Want dat is een belangrijke eigenschap van complexe systemen. Verder is het simpel:

 

Anders doen 1.

Bij besturen en veranderen van beezons is er gerichte belangstelling voor alle onverwacht optredende effecten en hun oorzaken, met het doel om daar iets mee te doen.

 

Anders doen 2.

Goede communicatie binnen en met de onderling verbonden netwerken is hoofdzaak. Dat wil zeggen resultaatbewust instellen op het doorgeven en ontvangen van alle informatie die relevant is voor het goed functioneren van de beezon en de elementen daarvan, maar vooral ook naar en van de aangrenzende en de omhullende beezons.

 

Anders doen 3.

Bewustwording, erkenning en respect. Het is belangrijk dat men zich in de beezons voortdurend realiseert dat elke beezon deel uitmaakt van een nog omvangrijker geschakeld netwerk in macro en micro niveaus, waarvan alle elementen bijdragen aan het beoogde resultaat. Verder is het van essentieel belang dat men elkaars bijdragen erkent en elkaar daarvoor respecteert.

 

Anders doen 4.

Het deelnemen van een persoon aan verschillende organisaties, afdelingen, werkgroepen , teams, etc. mag geen onoverkomelijk organisatie probleem opleveren. Het is goed mogelijk om voor sommige resultaten een persoon bijvoorbeeld voor x% tot beezon A, voor  y% tot beezon B en voor z% tot  beezon C, etc., toe te rekenen, waarbij de som van x + y + z +etc. zowel meer, minder als gelijk aan 100% kan zijn.

 

Anders doen 5.

Structuur en samenstelling van beezons zoals organisaties, afdelingen, werkgroepen, teams, etc., zijn variabel. Een zware verantwoordelijkheid voor structuur, samenstelling, werkwijze en effectiviteit wordt gelegd binnen het competentiegebied van de beezon.

 

Anders doen 6.

Elke beezon maakt zijn actuele doel en functie zelf duidelijk aan zijn omgeving en aan zijn deelnemers door het publiceren en actueel houden van een lijst waarop relevante doelen, werkwijzen, prestatiecriteria, gedragscodes en beginselen worden vermeld. (Dit is de vereenvoudigde memetische code van de beezon) Elke beezon zorgt voor afstemming van deze code op de memetische codes van de omhullende, aangrenzende en ingesloten beezons.

 

Anders doen 7:

Verifieer onderling vertrouwen. Is dat in voldoende mate aanwezig? Dan groen licht. Go!


 


©Copyright 2007 Li Po. Laatst bijgewerkt: 2-10-2009. Dit document is vrij voor eigen gebruik en eigen aanpassing, mits bronvermelding
Home Functie database Vragen of tips over dit onderwerp kunt u zenden naar: Wim van Osch


[1]  Systeembenaderingen waren lange tijd niet erg populair in de P&O sector. Systeemtechnische modellen voor het verklaren van effecten van feedback  zoals gedragsveranderingen en creativiteit, in menselijke  netwerken, werden verafschuwd als uitingen van reductionisme.  Het beezon concept werd echter  toegepast in de opzet van RGW projecten, omdat het in een zorgorganisatie praktisch bleek te werken, zonder dat daar verder veel over hoefde te worden gesproken.  Inmiddels is het met beezon verwante concept RIST (relatively independent sub totality) opgedoken in de cultroman Cryptonomicon van Neal Stephenson. Elders heeft een internationaal team van hoogleraren andere principes van CT (converging technologies) en de effecten daarvan voor de EU. vertaald in scenario’s  voor  Europa 2020. Dus lijkt de tijd aangebroken om er meer over te zeggen.

[2]  Slechts betrekkelijk zelfstandig, want dit type open netwerk is altijd met andere soortgelijke netwerken verbonden en daardoor permanent toegankelijk voor beïnvloeding vanuit andere netwerken.

[3]  Als kenmerkend trefwoord voor de hoofdactiviteit van zo’n actief functionerend netwerk is bewust gekozen voor het werkwoord “ordenen”, in plaats van  “optreden”, “organiseren”, ”opereren” , e.d.  “Veranderen” zou hier ook kunnen, maar de in het oogvallende functie van het hier bedoelde netwerk is dat de aangetroffen ordening van allerlei zaken in de omgeving wordt veranderd in de richting van een nieuwe ordening die beter past bij het produceren van het kenmerkende resultaat.

[4] Met een “netwerk” bedoelen we hier een voor een waarnemer als een soort eenheid optredend stelsel dat is opgebouwd uit onderling met elkaar verbonden elementen die verder naar aard en functie aanmerkelijk  van elkaar kunnen verschillen.

 

[5]  De lezer wordt verwezen naar wat er zo al  zo al  te vinden is onder het trefwoord “fractals”.

[6] Onder de term materie vallen hier ook energie en informatie, dus helaas ook meestal het beezon zelf.

[7] De encyclopedie verschaft, indien nodig, over het begrip meme voorbeelden en aanvullende informatie.

[8] Over dit soort werkwijzen is nog veel discussie. Sommigen, vooral statistici en administratieve beheerders, hebben ernstig bezwaar tegen het gebruik van “ongeveer 6” en willen hier veel liever “6 plus of min 0,5” zien staan. Ingenieurs en informatici, die gewend zijn te denken in open systemen die aan voortdurende verandering en aan externe invloeden zijn blootgesteld, zijn eerder voorstanders van  termen als “ongeveer” Dit  past beter bij een bij complexe technische besturingsproblemen goede resultaten opleverend denkstelsel dat bekend staat als “fuzzy logic”.