Overdenkingen bij de toepassing van de KNMG versie van het CanMeds model.

 

Wat ziet men precies als toepassingsgebied voor dit instrument in Nederland en is dat voor iedereen wel helder genoeg?

 

Wie gaan het gebruiken waarvoor?

 

Waarvoor is dit instrument geschikt?

Bijvoorbeeld: werkdiscipline bevorderen, kwaliteit beheersen, zorgorganisaties strak centraal aansturen, budgetten bewaken, eindtermen voor opleidingen ontwikkelen, beroepsstandaarden ontwikkelen, beleid en/of normen en waarden formuleren, dynamiek en flexibiliteit in de organisatie inbouwen, rechtvaardige honorering instellen, opleiding en ontwikkeling bevorderen, zelfwerkzaamheid, zelfverantwoordelijkheid, d.w.z. verantwoord autonoom professioneel handelen bevorderen, professionele communicatie bevorderen, etc.?

 

Zijn er concrete plannen voor actie? Wordt uit het bovenstaande palet een keuze gemaakt voor concrete acties of denkt men men dit allemaal tegelijk te doen?

 

Als het instrument voor een of meer van deze activieiten gebruikt wordt, heeft iedereen dan het zelfde doel daarmee en is dat duidelijk?

 

Is er voldoende vastgesteld of het te gebruiken of nog te vervaardigen beroepsontwikkelingsgereedschap past bij het onderwerp? Je kunt natuurlijk een nijptang gebruiken om een spijker in te slaan. Maar is dat handig?

 

Heeft een gedreven Dr “Bob de Bouwer” misschien het idee dat er een goed werkend zorgsysteem gemaakt kan worden met een clubje van pratende betonmolens, sloop- , graaf-, boor- en walsmachines plus een aardige geldautomaat?

 

Het belangrijkste is eigenlijk: Waar kiest de beroepsgroep zelf voor, (en waarom):

Wil men centrale sturing op de zorgorganisatie instellen of wil men een omgeving en condities creëren waarin goede zorg zoveel mogelijk "vanzelf", d.w.z. op natuurlijke wijze aansluitend bij het gezond verstand en de ambities van de werkers, efficiënt tot stand komt?

 

Als zo'n keuze gemaakt is, wiens probleem wordt dan opgepakt en zet de"probleemhebber" zich ook in (hoe) voor dat doel? Wie kan wat eigenlijk?

 

Als Dr. “Bob de Bouwer” centrale sturing instelt, op welke manier gaat men concreet en praktisch het resultaat en de effectiviteit van die sturing vaststellen?

 

Hoe wil men de belangen van bestuurders in lijn houden met de belangen in het veld?

 

Waarop, op wie, op wat, richt men de onderhoudsprogramma’s?

 

Wie is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het product?

 

Als “Dr. Flierefluitstra” liever een werkzame (en werkbare) goede zorgomgeving geleidelijk vanzelf wil laten ontstaan, hoe houd je die zorgomgeving dan optimaal?

 

Wat zijn daarin de belangrijkste punten van aandacht en zorg?

 

Wat gaat men daar concreet aan doen?

 

Wie zijn in dat geval de probleemeigenaars eigenlijk?

 

Wat kunnen zij onder eigen verantwoordelijkheid aan hun eigen problemen doen?

 

Hoe gaaat men dan de kwaliteit van de zorg dan bewaken?


Laat dit allemaal voor u geen beletsels zijn om met het KNMG CanMeds gereedschap bezig te gaan!
©Li Po 2006. Vrij voor eigen gebruik, mits bronvermelding.
laatst gewijzigd: 28 juni 2007