switch taakanalyse | zelfbeoordelingsformulier |
Organisatie:
Afdeling:
Eenheid:
Op een verpleegkundige, organisatorische eenheid worden twee verpleegkundige functies
onderscheiden: de functie eerste verpleegkundige en de functie verpleegkundige.
Gezamenlijk met de eerste verpleegkundige draagt de verpleegkundige zorg voor de uitvoerende
verpleegkundige werkzaamheden binnen de daarvoor vastgestelde kaders.
Een resultaatgebied is een produkt of dienst welke wordt geleverd; dit kan worden beschreven vanuit de functie, de organisatie of de medewerker zelf; indien resultaatgebieden in strikte vorm worden toegepast, moeten resultaatgebieden (5 tot 8 per functie) zelfstandige naamwoorden zijn (in tegenstelling tot activiteiten, dat zijn werkwoorden). Hieronder worden zowel zelfstandige naamwoorden als werkwoorden gebruikt bij het beschrijven van de resultaatgebieden.
Bij ieder resultaatgebied horen prestatie-indicatoren; de maat waarmee de resultaten (de output) kunnen worden beoordeeld; door de prestatie-indicatoren te benoemen wordt zicht verkregen op de wijze waarin de doelstellingen meetbaar kunnen worden gemaakt.
2.1. Zorgverlening
De verpleegkundige is verantwoordelijk voor het verlenen van de verpleegkundige zorg
en geeft uitvoering aan de geplande activiteiten vastgelegd in het verpleegplan en de
werkafspraken met de eerste verpleegkundige.
Betrekt hierbij alle relevante informatie van patiënt, familie, collega's en andere disciplines en
werkt daarbij volgens vastgestelde procedures en protocollen.
Indicatiegebieden:
Indicatoren:
de mate waarin/de wijze waarop de verpleegkundige:
2.2. Zorgklimaat
Eén aspect van de kwaliteit van de verpleegkundige zorg betreft het zorgklimaat: welbevinden van
de patiënt, klantentevredenheid van de patiënt en familie. Dit wordt o.a. bepaald door bejegening,
aandacht voor individuele wensen en behoeften, klachtenbehandeling, inrichting en privacy.
Indicatiegebied:
Indicatoren:
de mate waarin/de wijze waarop de verpleegkundige:
2.3. Begeleiding van patiënt/familie
Het ingaan op vragen van de patiënt over de gegeven voorlichting en advies betreffende
onderwerpen die samenhangen met de aandoening, de ziektebeleving en/of het ziekteverloop.
Het leren omgaan van de patiënt met deze gevolgen.
Indicatiegebieden:
Indicatoren:
de mate waarin/de wijze waarop de verpleegkundige:
2.4. Begeleiding van nieuwe medewerkers/stagiaires
Instrueert en begeleidt stagiaires en nieuwe medewerkers ten aanzien van de verpleegkundige
zorgverlening.
Indicatiegebieden:
Indicatoren:
de mate waarin/de wijze waarop de verpleegkundige
2.5. Beroepsontwikkeling
Is verantwoordelijk voor de eigen beroepsontwikkeling en het onderhouden cq. aanleren van de
eigen vaardigheden. Verleent bijdragen aan het team-functioneren.
Levert een bijdrage aan het realiseren van voorwaarden voor het verpleegkundig zorgproces.
Volgt ontwikkelingen binnen het beroep.
Indicatiegebieden:
Indicatoren
de mate waarin/de wijze waarop de verpleegkundige
Een kritieke situatie is een situatie waarbij de medewerker zich als zeer succesvol kan onderscheiden, een situatie die veel inspanning kost en waarbij een groot afbreukrisico optreedt. Kritieke situaties kunnen zowel positief geformuleerd worden (de medewerker onderscheidt zich) als negatief geformuleerd worden (een ontzettende misser). Een kritieke situatie bestaat altijd uit een situatie, het gedrag en de gevolgen van dat gedrag. De situaties dienen als exemplarisch gezien te worden.
De patiënt als object beschouwen
Tijdens het wassen van patiënt O spreken de verpleegkundige en de eerste verpleegkundige over de
onhandelbare patiënt D op de kamer ernaast. Patiënt O wordt genegeerd.
Het schenden van het beroepsgeheim
Op een feestje vertelt een verpleegkundige een uitgebreid verhaal over patiënt G die haar die dag veel
inspanning heeft gekost; de naam van de patiënt wordt hierbij genoemd.
Het verrichten van medische handelingen waartoe men niet bevoegd/bekwaam is
Een niet bevoegd/bekwame verpleegkundige geeft een intramusculaire injectie. Als gevolg van
onzorgvuldig desinfectieproces krijgt de patiënt een onderhuidse infectie.
Het negeren van aanwijzingen van de eerste verpleegkundige
De verpleegkundige is het niet eens met het door de eerste verpleegkundige opgestelde verpleegplan en
voert de daarin opgedragen activiteiten niet uit.
Bij de ochtendbespreking wacht de verpleegkundige af welke aanwijzingen ze krijgt van de eerste
verpleegkundige. De verpleegkundige neemt geen initiatief in het gesprek en neemt de aanwijzingen
zonder reactie aan terwijl ze beseft dat het aantal activiteiten te groot is. Gedurende de dag blijkt dit ook
en de verpleegkundige krijgt het werk niet af.
Herhaaldelijk het afdelingsbeleid openlijk tegenwerken
De verpleegkundige geeft tijdens de koffie regelmatig aan dat het werken met protocollen eigenlijk maar
flauwekul is en weigert zelf volgens protocollen te werken
Het inschatten van de (bijzondere) omstandigheden die nu of in de nabije toekomst invloed op de functie kunnen gaan uitoefenen, waardoor de functie-eisen moeten worden gewijzigd. Hieronder valt ook een indicatie van de situaties/activiteiten die onderdeel van de functie uitmaken (4.1)
4.1. tijdsinvestering
4.2. Interne ontwikkelingen
Het werken met verschillende functies betekent voor de verpleegkundige coaching door de eerste
verpleegkundigen en reflectie op het eigen handelen.
4.3. Externe ontwikkelingen
Toenemende professionalisering van het verpleegkundige beroep (verpleegkundige
besluitvorming/diagnostisch redeneren) vraagt grote aandacht voor eigen
deskundigheidsbevordering en noodzaak tot reflectie
De zorgintensiteit van de patiënt neemt toe door ondermeer verkorting opnameduur
(dagbehandeling, transmurale zorg), de vergrijzing van de populatie en de toename van medisch
technische mogelijkheden
De toenemende mondigheid van de patiënt en het streven om waar mogelijk tegemoet te komen
aan individuele wensen en behoeften van patiënten stelt andere eisen aan de omgang met de
patiënten.
De vereiste gedragscriteria en de benodigde kennis en ervaring voor succesvol functioneren
6.1. Gedragscriteria
De gedragscriteria zijn uitgewerkt in operationalisaties aan de hand waarvan gekeken kan worden of
het gedrag ook daadwerkelijk wordt vertoond.
a. Communicatie
operationalisatie:
operationalisatie:
b. Beïnvloedend gedrag
operationalisatie:
* meldt spontaan dat communicatie niet slaag
* houdt rekening met omstandigheden waarin een ander verkeert en doet daar iets zinnigs mee
* verwoordt gevoelens en behoeften van anderen
* begrijpt dat iets pijnlijk ligt voor een ander en reageert daarop met adequaat gedrag
* laat een ander in zijn waarde
* tolereert afwijkende meningen
* laat blijken zich bewust te zijn van ethische of morele problemen van een ander
* houdt rekening met de doelstellingen van een ander
operationalisatie:
* past zich aan de groep aan als het er om gaat tot een gezamenlijk resultaat te komen
* levert een bijdrage, idee of voorstel voor een groepstaak die niet van persoonlijk belang is
* vermindert spanningen in een groep
* uit zich positief over prestaties van collega's
d. Probleemoplossend gedrag
operationalisatie:
* stelt zich dienst- of hulpverlenend op
* overtuigt zich van de bedoeling van een verzoek
* opent mogelijkheid tot correctie of bijstelling
* geeft aan dat men terug mag komen
* geeft helder een beeld van wederzijds verwachtingen
* levert maatwerk voor elke patiënt
* aanvaardt verantwoordelijkheid voor gemaakte fouten
e. Persoonsgebonden gedrag
operationalisatie:
* vraagt naar regelgeving of beleid
* blijkt gezag gemakkelijk te accepteren
* ziet juiste grens aan eigen verantwoordelijkheid
* signaleert nieuwe situatie
* vertoont beheerst gedrag
operationalisatie:
* neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen
* is zich goed bewust van eigen normen en waarden en handelt daar consequent naar
* geeft aan wanneer verwacht gedrag buiten de eigen normen en/of de beroeps- of
organisatienormen val
* houdt aan normen vast, ook wanneer dit nadeel, spanning of conflicten met zich meebrengt
6.2. Stijl van werken
6.3. Kennis
a. Handelingsvaardigheden
b. Ervaringskennis
7.1. Aanloopfuncties
7.2. Horizontale loopbaanstappen
7.3. Uitstroomfuncties
switch taakanalyse | zelfbeoordelingsformulier |