Hoofd Dietetiek

Werkt onder leiding van: Manager Voedingszorg

Resultaatgebieden

Leiding

Dit betreft het leidinggeven aan de medewerkers van Dietetiek; het samen met de clustermanager vormgeven aan een klantgestuurde en integrale dienstverlening door het cluster;het bewaken van de voortgang, de kwaliteit, de resultaten van het werk en van het financieel, materieel en personele beheer.
Prestatie-indicatoren:

  • De clusterleiding vormt een goed team.
  • De clusterleiding vult elkaar aan en informeert elkaar goed en volledig.
  • Er isteamgeest, men kan onderlinge conflicten gemakkelijk aan.
  • Het ziekteverzuim is laag.
  • Opmerkingen en veranderingen worden gezien als uitdagingen.
  • De organisatie wordt gestuurd van uit de behoeften van de klant.
  • De stijl van leidinggeven stimuleert en motiveert de medewerkers.
  • Kader en medewerkers zijn gespitst op verbeteringen, aanpassingen en vernieuwingen.
  • Er is een goed financieel, personeel en materieel beheer.
  • Rapportages zijn helder, actueel en tijdig overlegt aan de clustermanager.
  • De samenwerking met de clustermanager is goed.
  • De samenwerking met (para)medische disciplines is goed.
  • Mate van tevredenheid van management.

    Bedrijfsvoering
    Dit betreftet uitdragen van kennis en ontwikkelingen op voedings- en dieetgebied door het geven van onderwijs en voorlichting aan artsen, co-assistenten, verpleegkundigen, voedingsassisenten en keukenmedewerkers.Verder het meewerken aan wetenschappelijk onderzoek en het opstellen van behandelprotocollen waarbij voeding een rol speelt.
    Prestatie-indicatoren:

  • Adviseert t.a.v. voorzieningen in de productie- en distributielijn voor patienten en medewerkers.
  • Volgt actief de vakinhoudelijke ontwikkelingen, bekijkt de toepasbaarheid in de praktijk
  • Draagt kennis over op medewerkers
  • Adviseert, ontwikkelt en implementeert Voedingsbeleid.
  • Levert deskundige ondersteuning van management bij opzetten en concipiëren van het bedrijfsplan.
  • Is op de hoogte van nieuwste ontwikkelingen op vakgebied.
  • Schept de noodzakelijke voorwaarden voor de uitvoering van het bedrijfsplan.
  • Geeft voldoende tegenwicht bij niet reële wensen van het management.
  • Zorgt voor een optimale en patientgerichte voeding- en dieetadvisering.
  • Geeft vorm aan de structuur van de afdeling.
  • Consequenties zijn op reële wijze in de begroting opgenomen.
  • Draagt ideeën en alternatieven aan ter verbetering van de bedrijfsvoering.
  • Ziet toe op naleving van gemaakte afspraken over kwaliteit en dienstverlening.
  • Beleid is afgestemd op het beleid van de Facilitaire Dienst en het medisch beleid van het ziekenhuis.
  • Levert bijdrage bij het opzetten en implementeren van kwaliteitssystemen.
  • Verstrekte informatie is betrouwbaar, actueel en volledig.
  • Blijft binnen het gestelde budget.
  • Uitkomsten metingen t.a.v. kwaliteit en hygiëne.
  • Klantentevredenheid.
  • Kwaliteit van het eindproduct en mate waarin dietisten daar zicht op hebben.
  • Komt regelmatig met praktische voorstellen, o.a. op gebied van productontwikkeling.
  • Stelt i.s.m. de hoofden het jaarplan en begroting op voor de afdelingen.
  • Bewaakt de samenhang tussen het beleid van het cluster Voedingszorg, het eigen beleid en het beleid van de afdelingen Integrale Voedingszorg, Personeels Restaurant en Keukens.
  • >Overziet consequenties van beslissingen, ook buiten het eigen cluster.
  • Geeft sturing aan en begeleidt veranderingsprocessen.
  • Evalueert de voortgang van het voorgenomen beleid.

    Denkbare kritieke situaties:

  • Geeft een slecht voorbeeld van dienstverlening aan eigen medewerkers.
  • Doet toezeggingen die niet zijn gebaseerd op afspraken, komt gedane toezeggingen niet na.
  • Communiceert alleen met leidinggevenden.
  • Is niet in staat verbeteringen door te voeren in de dienstverlening.
  • Werkt alleen voor eigen afdeling.
  • Onvoldoende beheer en bewaken van de financiën.  

    Gedragscriteria

    Plannen en organiseren

    Prestatie-indicatoren:

  • Treft in een verwarde situatie maatregelen om orde op zaken te stellen.
  • Onderscheidt hoofdzaken van bijzaken en kan vooruitzien.
  • Stelt prioriteiten en werkt volgens een plan. Formuleert concrete en meetbare resultaten die bereikt moeten worden.
  • Ontwikkelt werkprocedures en controleert het werk.

    Groepsgericht leiderschap

    Prestatie-indicatoren:

  • Geeft helder en compact aanwijzingen of instructies, maakt duidelijk wat wordt verwacht.
  • Geeft grenzen aan, met consequenties.
  • Heeft een hoge mate van organisatiesensitiviteit.
  • Motiveert medewerkers tot goede functievervulling.
  • Stimuleert de ontwikkeling van medewerkers.
  • Verlangt prestaties en stelt aan de orde als prestatie of gedrag niet voldoet.
  • Zorgt dat iedereen goed is geïnformeerd.
  • Bewaakt de effectiviteit van het team.
  • Lost interne conflicten op.
  • Nodigt uit om inbreng te geven.

    Individugericht leiderschap

    Prestatie-indicatoren:

  • Geeft helder en compact aanwijzingen of instructies.
  • Geeft grenzen aan, met consequenties.
  • Motiveert medewerkers tot goede functievervulling.
  • Stimuleert de ontwikkeling van medewerkers.
  • Verlangt prestaties en stelt aan de orde als prestatie of gedrag niet voldoet.
  • Zorgt dat iedereen goed is geïnformeerd.
  • Bewaakt de effectiviteit van het team.
  • Voorkomt interne conflicten of lost ze op.
  • Nodigt uit om inbreng te geven.

    Overtuigingskracht

    Prestatie-indicatoren:

  • Legt helder uit waarom iets is gedaan of gedaan moet worden.
  • Uit zich enthousiast over het werk.
  • Brengt hetzelfde idee op verschillende manieren.
  • Toetst of een boodschap is overgekomen.
  • Streeft naar een win-win oplossing.
  • Komt met de juiste argumenten op het juiste moment.
  • Richt zich in vergaderingen tot de juiste personen om besluitvormingsproces te sturen.
  • Kan eigen overtuigend gedrag en reacties daarop overzien en kan zich inhouden.

    Samenwerken

    Prestatie-indicatoren:

  • Past zich aan als het er om gaat tot een gezamenlijk resultaat te komen.
  • Helpt anderen hun eigen doelen te bereiken.
  • Stelt gezamenlijk belang boven individueel belang.
  • Uit zich positief over prestaties van collega's
  • Signaleert het succes van het team.
  • Kan spanningen in een groep verminderen.

    Delegeren

    Prestatie-indicatoren:

  • Geeft een duidelijke opdracht en bewaakt het resultaat.
  • Overtuigt zich van vaardigheid, bereidheid of geschiktheid van anderen. G
  • eeft juiste bevoegdheden en middelen mee.
  • Geeft een ander ruimte om iets op eigen wijze te doen. Zorgt dat het proces wordt gevolgd en resultaten worden gezien zonder direct in te grijpen.

    Flexibel gedrag

    Prestatie-indicatoren:

  • Brengt waardering op voor een onverwacht nieuw gezichtspunt af van een vooraf gemaakt plan, om een beoogd effect beter of eerder te bereiken
  • Kiest gemakkelijk verschillende werkwijzen om een doel te bereiken
  • Wisselt tijdens het gesprek van informeren naar vragen, van inhoud naar procedure, etc.
  • Verandert onder tijdsdruk op praktische wijze van aanpak
  • Verandert op het juiste moment van gedrag bij weerstand
  • Past stijl van leidinggeven en informeren aan, afhankelijk van situatie en persoon
  • Houdt duidelijk rekening met positie en karakter van gesprekspartners
  • Profiteert van een toevallige verandering in de omstandigheden
  • Organisatiesensitiviteit

    Prestatie-indicatoren:

  • Reageert op onuitgesproken behoefte.
  • Heeft goede relatie met diensten en afdelingen.
  • problemen bij anderen.
  • Houdt bij het werk rekening met verschillen in bedrijfscultuur.]
  • Houdt bij beslissingen rekening met neveneffecten voor andere onderdelen van de organisatie.
  • Waarschuwt voor consequenties buiten het eigen functiegebied.

    Besluitvaardigheid

    Prestatie-indicatoren:

  • Geeft duidelijk aanwijzingen en eigen mening.
  • Neemt een noodzakelijk besluit ook als nog niet alle informatie aanwezig is.
  • Stelt consequenties als er niet wordt geluisterd.
  • Erkent eigen fout.
  • Confronteert, geeft aan dat iets niet juist is.
  • Verkort procedures, wijzigt van aanpak als de zaak dit vereist.
  • Overweegt alternatieven, maar stelt beslissingen niet uit.

    Initiatief

    Prestatie-indicatoren:

  • Versnelt de voortgang van het werk.
  • Komt uit eigen beweging met ideeën  en oplossingen.
  • Grijpt kansen en benut die.
  • Handelt overwegend pro-actief.
  • Is actief in woord en gebaar.

    Klantgerichtheid

    Prestatie-indicatoren:

  • Reageert op een klacht met prompt herstel zonder defensief gedrag.
  • Overtuigt zich van de bedoeling van een verzoek of klacht.
  • Aanvaardt verantwoordelijkheid voor gemaakte fout.
  • Levert maatwerk voor de klant.
  • Maakt duidelijke afspraken en zorgt voor follow-up.

    Overige competenties

    HBO (dietetiek).


  • Home Functie database Vragen of tips over deze functie kunt u zenden naar: Wim van Osch
    Auteur: RH. - Vrij voor gebruik onder bronvermelding - Laatst bijgewerkt 7-7-2007